Utrecht - Nieuwegracht - stadsmuur - toren op Servaashek0000.0011

 

 Literatuur

 

- Bosch, L.E., Gedenkboek der Utrechtsche Schutterij. Utrecht (L.E. Bosch), 1835 [273 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 18 ("Utrecht had reeds vroeg geschut, donrebussen of donderbussen genaamd, terwijl het buskruid donderkruid, en de kogels kloten genoemd werden. In de laatste helft der 14de eeuw vindt men daarvan reeds gewag gemaakt. Deze donrebussen waren in den beginne van hout met ijzer beslagen, en waren dus niet duurzaam. Men schoot daaruit met steenen, die een redelijke zwaarte hadden." Melis Stoke wordt in dit verband aangehaald: Utrecht had een donrebusse, die stenen van 400 pond schoot. "Daarna vervaardigde men ijzer geschut van eene lange gedaante, zoo als er een uit den St. Servaas toren langen tijd gelegen heeft, die in den Spaanschen tijd zou gediend hebben.").

- Krijnen, Jetty & Paul Krijnen, "Klootenburg of Servaastoren", in de rubriek 'Uit de atlas van A. Grolman'. In: Ons Utrecht (huis-aan-huisblad), 05-01-2011, blz. UOE.1421.7

- Hulzen, dr. A. van, "De Zonnenburg". In: Groot Utrecht (huis-aan-huisblad), 27-05-1981.

- Hulzen, dr. A. van, "Manenburg en Servaastoren". In: Groot Utrecht (huis-aan-huisblad), 02-09-1981.

- Hulzen, dr. A. van, "De Servaastoren en de Fundatie van Renswoude". In: Groot Utrecht (huis-aan-huisblad), 09-09-1981.

- Hulzen, dr. A. van, "De Servaastoren". In: Stadsblad Utrecht (huis-aan-huisblad), 03-03-2004, blz. 17